Het is eind augustus en het belooft een prachtige zonnige dag te worden.
Ik haal mijn moeder op en zeg dat we een dagje naar zee gaan. Haar ogen lichten op. ‘Oh ja?’ ‘Ja,’ zeg ik, ‘ga je mee?’ ‘Ja,’ besluit ze en pakt vol vertrouwen mijn hand. Het onvoorwaardelijke vertrouwen roert me.
In de auto vraagt mam of die leuke man ook meegaat. Ik weet niet wie die man is en zeg dat we met ons tweeën gaan. ‘Wel aardig dat je zijn auto mag lenen, dan.’ Ik antwoord dat het mijn auto is. ‘Oké, mooi’, zegt ze.
En dan begint het hele riedeltje weer: ‘Waar gaan we heen?’ ‘Naar zee.’ Haar ogen lichten op. ‘Leuk. Gaat die man ook mee?’ Ik glimlach:’Nee, die gaat niet mee.’ ‘Wel aardig dat je zijn auto mag lenen.’ ‘Eh, ja mam, heel aardig.’
En zo leggen we, soms in stilte en soms met vragen, de 125 kilometer naar Kijkduin af. Ze zit naast me, kijkend naar het landschap en blijft hangen in haar vragen over waar we heen gaan en de man. Ik leid haar wat af door dingen buiten de auto aan te wijzen.
Na een cappuccino en gezamenlijk wc-bezoek lopen we hand in hand naar het strand. Het is niet al te druk, er zijn badgasten die de frisheid trotseren en spelende kinderen.
Mama’s hoofd valt stil. Ze hoeft niet meer te denken. We staan op de planken en kijken naar de zee. ‘Ga je mee?’ zeg ik. ‘Ja.’ ‘Wil je je slippers uit?’ Een beetje onwennig kijkt mijn moeder naar beneden. ‘Nee, ik loop zo wel.’ Na een stap of twee merkt ze dat het niet loopt, met slippers in het mulle zand. ‘Wil je zonder slippers?’ ‘Ja,’ besluit ze.
Voorzichtig loopt mijn moeder met blote voeten over het zand, ze houdt me stevig vast. Er is geen ruimte meer voor rondjes draaien in haar hoofd. De zachte wind, het mulle zand en de zee vragen alle aandacht. We lopen steeds dichter naar het water. ‘Hé, hier is het zand harder,’ zegt ze. Ik kijk haar aan. ‘Kom, met de voeten in het water.’ Ze twijfelt en dat raakt me. Mijn moeder, ooit zo vertrouwd met de zee. Ik trek haar wat mee en de golven spoelen over onze voeten. Ze ontspant en geniet. We lachen samen. En langzaam lopen we langs de waterkant. Ik buk om wat schelpen te pakken. ‘Voor thuis,’ zeg ik. Ze helpt driftig mee met zoeken.
Mama geniet. We zitten aan de rand van het zand bij een hippe strandtent, onze stoelen richting zee. ‘Wat is de zee toch mooi hè, Yvonne!’ zegt ze. Ik geniet ook, kijkend naar haar en haar blijdschap. ‘Ja,’ zeg ik, ‘het is hier prachtig.’
Wil je ook meer ontspannen met je ouder met dementie? Klik hier voor meer informatie.